De akkergeelster (Gagea villosa, synoniem: Galea arvensis) is een bolgewas uit de leliefamilie (Liliaceae) en het geslacht geelster (Gagea). Het is een plant van vrij droge, kalkhoudende grond: te vinden op beschaduwd grasland en onder heggen.

De plant wordt 10-25 cm hoog en heeft aan de voet twee of soms drie lijnvormige bladeren. De akkergeelster bloeit in maart en april met zwavelgele bloemen. De bloem kan bestaan uit twee tot tien bloemdekbladen. De bloemstelen zijn behaard en ook de bloemdekbladeren zijn aan de buitenzijde behaard. De bloeiwijze heeft twee niet stengelomvattende schutbladeren.

De akkergeelster komt voor in Eurazië en Noordwest-Afrika. In Vlaanderen staat de plant op de Rode Lijst als zeer zeldzaam in de Leemstreek. In Nederland komt ze in zeldzame mate voor in het rivierengebied, met name langs de Gelderse IJssel. In Zuid-Limburg en het midden van het land is de plant zeer zeldzaam. De soort staat op de Nederlandse Rode lijst van planten als zeldzaam en stabiel of toegenomen.

De plant heeft een voorkeur voor licht beschaduwde, droge, matig stikstofrijke, kalk- en humushoudende zand-, zavel-, leem-, krijt- of lössgrond in landgoedbossen en parken, bij vestingwerken en kastelen, in oude pastorietuinen en op begraafplaatsen, op open plekken langs holle wegen en in beschaduwde bermen. Verder langs paden, onder heggen en struwelen, in wijngaarden, akkerranden en braakliggende grond.

De overblijvende plant wordt door insecten bestoven of bestuift zichzelf, de zaden worden uitgestrooid of door de wind verspreid. Vruchtzetting treedt echter zelden op in het noordwesten van het verspreidingsgebied waarin Nederland en Vlaanderen liggen. Soms zitten in de oksels van stengelbladeren en/of in het scherm broedbolletjes, waaruit later weer nieuwe planten kunnen groeien. Ook bij de vrijwel ronde bol kunnen zich broedbolletjes vormen.

(tekst: , foto: BerndH, Wikimedia Commons)