Het knoopkruid (Centaurea jacea) is een kruidachtige plant uit de composietenfamilie (Compositae oftewel Asteraceae). Een synoniem is Centaurea thuillieri.

In Nederland (met uitzondering van Drenthe) en Vlaanderen is het een algemene plant van bermen en andere ruderale plaatsen.

De overblijvende plant wordt 30-70 cm hoog. De bovenste bladeren zijn ongedeeld en staan afwisselend langs de stengel. De onderste bladeren zijn meestal bochtig tot veerspletig.

De bloemhoofdjes zijn 2-4 cm breed. Ze bestaan uit roze tot roodpaarse buisbloemen. De randbloemen hiervan zijn vergroot en steriel. Door het vergroten en het opzij staan lijken ze op lintbloemen. De omwindselbladen in de bovenste helft hebben een afgescheiden, gestekeld aanhangsel. De bloeiperiode loopt van juni tot in de herfst.

De soort groeit op vrij vochtige, matig voedselrijke grond. Men kan de plant vaak aantreffen in bermen en andere min of meer grazige plaatsen. De soort heeft een voorkeur voor leemachtige grond. Het verspreidingsgebied beslaat Eurazië, met een nadruk op de gematigde en zuidelijke gebieden.

De bestuiving vindt plaats door insecten. De plant kent geen zelfbestuiving. In Zwitserland werd de plant mede om deze reden gekozen voor een experiment waarbij de bestuivingsgraad tussen verschillende plaatsen gemeten werd. Hierbij kon worden geconstateerd dat alleen staande planten op 200 m afstand nog steeds 5% kans op bestuiving door sociale bijen en vlinders had.

Volgens de Nederlandse Bijenhouders Vereniging wordt het knoopkruid bevlogen door hommels en door bijen uit de geslachten Andrena, Dasypoda, Halictus, Lasioglossum en Megachile.

Ze vormt de waardplant voor onder meer Cochylis dubitana, Cochylis posterana, Ectropis crepuscularia, Eupithecia satyrata, Eupithecia subfuscata, Eupithecia vulgata, lichte daguil (Heliothis viriplaca) en Malacosoma castrense.

(tekst: )