De geelrode naaldaar of zeegroene naaldaar (Setaria pumila, synoniem:Setaria glauca) is een eenjarige plant, die behoort tot de grassenfamilie (Poaceae). De geelrode naaldaar komt van nature over de gehele wereld voor in gebieden met een gematigd of vrij warm klimaat. De soort staat op de Nederlandse Rode lijst van planten als een soort die in Nederland algemeen voorkomend en stabiel of toegenomen is. Het aantal chromosomen is 2n = 36 of 72.

De plant wordt 5 - 75 cm hoog en heeft opstijgende of rechopstaande stengels. Het iets blauwachtige, vlakke, 10 - 30 cm lange en 4 - 10 mm brede blad heeft een bladschede, die ook bovenaan langs de rand kaal is. De bovenzijde van het blad is ruw en de onderzijde glad. Op de bladvoet zitten wel lange haren. Het tongetje (ligula) bestaat uit 0,5 - 1 mm lange haren.

De plant bloeit van juli tot in de herfst. De bloeiwijze is een 2 - 15 cm lange en 6 - 8 mm dikke aarpluim met 2,8 - 3,1 mm lange, eivormige aartjes. Het onderste kelkkafje is ongeveer even lang als het bovenste. Het bruinige, onderste, 3 mm lange kroonkafje (lemma) van de vruchtbare bloem is dwars gerimpeld en wordt gedeeltelijk bedekt door het bovenste kelkkafje. Het bovenste, 2,7 mm lange kroonkafje (palea) van de onvruchtbare bloem is ongeveer even lang als het onderste kroonkafje. Onderaan het aartje zitten 5 - 10, 3 - 8 mm lange, gele later rood-oranje wordende borstels met naar boven gerichte tandjes, waardoor ze bij het opstrijken niet haken. De 1 - 1,5 mm lange helmhokjes zijn zwartpurper en de stempels zijn purper.

De vrucht is een 1,4 mm lange graanvrucht en valt met het gehele aartje tegelijk af.

De geelrode naaldaar komt voor op zandige en leemhoudende gronden in tuinen, bouwland en ruderale plaatsen.

(tekst: , foto: Jed, Wikimedia Commons)