De gewone ossentong (Anchusa officinalis) is een vaste plant uit de ruwbladigenfamilie (Boraginaceae). De plant wordt meestal tot 80 cm hoog met naar boven kort vertakte stengels. De groene, behaarde bladeren zijn langwerpig tot lancetvormig en meestal 1–2 cm breed. De klokvormige, blauwe tot paarse bloemen zijn ongeveer 7 mm groot. De bloemen kunnen een enkele maal wit zijn. Ze bevatten veel voeding voor bijen.

Het oorspronkelijke verspreidingsgebied ligt in Oost-Azië, maar de soort is door de mens in Midden-Europa geïntroduceerd. De soort komt voor in grote delen van Midden- en Noord-Europa, elders is ze vaak zeldzaam. De plant heeft de sprong naar enkele andere werelddelen zoals Noord-Amerika gemaakt. In de Alpen komt de plant voor tot hoogten van 2300 m.

Gewone ossentong is een pioniersplant die van warmte houdt. Men vindt de soort in Nederland dan ook bijvoorbeeld in warme droge duinvalleien. De plant is in weilanden, braakliggende en droge grond, bermen en akkers te vinden en heeft een voorkeur voor kalkhoudende grond. Hierdoor is ze ook in de duinen te vinden.

In Nederland geldt gewone ossentong als vrij zeldzaam. Op de Vlaamse rode lijst van planten wordt ze genoemd als "criteria niet van toepassing".

De gewone ossentong is een waardplant voor de larven van de Haartjeskokermot (Coleophora pennella) en voor de motvlinders Grote zwartwitmot (Ethmia bipunctella), Gevlamde grasmot (Cynaeda dentalis) en Harlekijnbladroller (Lobesia reliquana). Ook voedt de distelvlinder (Vanessa cardui) zich er wel mee.

In de tuin wordt gewone ossentong meestal als tweejarige plant aangeplant.

(tekst: , foto: Iifar, Wikimedia Commons)