De Japanse duizendknoop (Fallopia japonica, synoniemen: Reynoutria japonica, Polygonum cuspidatum) is een plant uit de duizendknoopfamilie (Polygonaceae). De plant komt oorspronkelijk uit Japan, maar doet het ook in streken elders op de wereld erg goed. Vaak is in een lokaal gebied een grote hoeveelheid van deze soort te vinden, en in de verdere regio niet. De plant wordt door de International Union for Conservation of Nature and Natural Resources (IUCN) vermeld als een van de honderd meest invasieve soorten ter wereld. Uit de Japanse duizendknoop wordt het polyfenol resveratrol geïsoleerd. Onder meer in natuurgebied de Hoge Venen (België) heeft de plant zich als een woekerende soort gevestigd.

De plant heeft een grote groeikracht en is in staat zich te vestigen in droge en natte grond in voedselrijke en voedselarme habitats op zand, klei of veen. Hij verdringt daarbij de andere kruiden en struiken. De Japanse duizendknoop wordt daarom internationaal tot de honderd meest invasieve exoten gerekend. De plant kan door scheuren via de fundering huizen binnengroeien en door asfalt heen breken.

Er zijn geen insecten of schimmels die er noemenswaardig van eten (hooguit nectar), waardoor de plant niet in zijn opmars wordt gestuit. Doordat er geen insecten van leven, is een ondergroei die door Japanse duizendknoop wordt gedomineerd voor vogels en kikkers volslagen oninteressant. Een Fallopia-vegetatie is in ecologisch opzicht armer dan een maïsakker.

In diverse landen is er wetgeving tegen het verspreiden van deze plant, onder andere in het Verenigd Koninkrijk. Op bouwlocaties moet de plant er eerst worden bestreden; het fallopiavrij maken van het terrein voor de Olympische Spelen in Londen was een dure zaak. Onder andere in de Amerikaanse staat Washington wordt de plant ook in natuurgebieden intensief bestreden met glyfosaat.

Door de EPPO, de European and Mediterranean Plant Protection Organization met als lid nagenoeg alle landen uit Europa en rond de Middellandse zee, wordt sterk aangeraden om maatregelen te treffen om verdere introductie en verspreiding te voorkomen en ongewenste populaties te beheren door publiciteit, beperkingen op de verkoop en aanplant en door verdelging.

De Japanse duizendknoop is door zijn groeikracht en relatieve ongevoeligheid voor bestrijdingsmiddelen moeilijk te bestrijden op plekken waar hij eenmaal goed gevestigd is. Bestrijding is gebaseerd op een combinatie van drie tactieken volgens een meerjarenplan:

Omstreeks de bloeiperiode in augustus en september of meermaals per jaar. Het maaisel mag niet vermengd worden met gewoon groenafval, omdat elk stukje opnieuw kan uitlopen. Bij meermaals maaien is eenmaal per vier weken in eerste instantie erg effectief: de plant wordt dan gemaaid als er veel energie in nieuwe spruiten is gestopt, terwijl deze spruiten nog geen energie aan de wortels terug hebben kunnen leveren. Om de plant volledig kwijt te raken zal uiteindelijk elke 14 dagen moeten worden gemaaid.

Uitgraven is zeer arbeidsintensief en inefficiënt. De wortels kunnen tot 3 meter diep zitten en als er kleine stukjes van 1 cm niet wordt meegenomen, komt de plant weer terug.

In het begin van de winter bedekken met een flexibele, niet-lichtdoorlatende materie. Hierbij moet bedacht worden dat de randen van oude stengels messcherp zijn en gemakkelijk door de meeste materialen heen prikken. Niet-flexibel materiaal zoals betonplaat moet absoluut naadloos gelegd worden, want nauwe spleten zijn voor de plant genoeg. Tot op zeven meter van de afdekking kunnen er nieuwe scheuten opslaan, dus controle blijft nodig.

In Engeland werd in 2010 besloten tot het verspreiden van de bladvlo Aphalara itadori als biologische bestrijding van Japanse duizendknoop.

In de gemeente Renkum werden in 2015 en 2016 varkens ingezet als bermbegrazers. Het idee is dat de plant uitgeput raakt, doordat de varkens er voortdurend aan vreten. De varkens blijken Japanse duizendknoop echter niet heel lekker te vinden.

Producten op basis van glyfosaat kunnen bijdragen aan de bestrijding. Deze producten veroorzaken verzwakking van de plant, maar doden deze niet. Toepassing gebeurt via verneveling, bestrijken van verse snoeiwonden of injectie in vers afgesneden stengels. Vooral bestrijding tussen half augustus en begin oktober is effectief. De plant haalt in het najaar reservevoedsel uit de bladeren terug naar de wortels en neemt dan het glyfosaat mee.

De gemeente Amersfoort maakte april 2017 een gemeentelijk strijdplan op basis van glyfosaat.

(tekst: )