Klein liefdegras (Eragrostis minor) is een eenjarige tredplant uit de grassenfamilie (Poaceae). De soort komt sinds het eind van de 18e eeuw als neofyt voor in Midden-Europa, vooral in stedelijke gebieden.

De plant wordt 5-50 cm hoog. De 15-50 cm lange, 1-2 mm brede, liggende of opstijgende stengel heeft 3-4 knopen. Het jongste blad van een spruit is ingerold. De bladschijf is 3-12 cm lang en 1-5 mm breed. De randen van de bladschijf, de nerven van de bladschede en de steeltjes van de aartjes zijn spaarzaam bezet met kratervormige klierputjes. Op de bladscheden zitten lange, zachte haren. Op de overgang bladschede bladschijf zitten 1-2 mm lange wimpers. Het oortje bestaat uit een rij haartjes.

Klein liefdegras bloeit van juli tot in oktober met een tamelijk losse bloeiwijze, waarvan de onderste takken alleenstaand zijn of met twee bijeen. De aartjes zijn 4-11 mm lang en hebben 5-12 (20) bloemen. De kelkkafjes zijn ongeveer even lang als het aartje. Het onderste kroonkafje (lemma) is meestal zwartpaars gekleurd.

De 2-3 meeldraden zijn 0,3-0,3 mm lang.

De langwerpige, roodbruine graanvruchten ("zaden") zijn 0,7-0,8 mm lang.

Klein liefdegras komt voor op open, bewerkte of betreden, vaak stenige grond. Vooral langs spoorwegen en wegranden.

(tekst: , foto: Kenraiz, Wikimedia Commons)