De kleine maagdenpalm (Vinca minor) is een van de twee maagdenpalmsoorten die in België en Nederland voorkomen. De soort komt van oorsprong uit het Middellandse Zeegebied.

In de Nederlandse natuurgebieden is de plant vrij zeldzaam maar ontsnapt veel uit tuinen of verspreidt zich via tuinafval. Hij komt in België algemeen voor. De bakermat van de twee soorten maagdenpalm ligt in mediterrane streken. De laagblijvende, groenblijvende plant is verhoutend. De soort wordt in de Angelsaksische landen de 'lesser' - of 'common periwinkle' genoemd. In Duitsland wordt de plant 'Kleines Immergrün' genoemd.

De eironde tot elliptische bladeren zijn slechts 3–4 cm lang, in tegenstelling tot de 8 cm lange bladeren van de grote maagdenpalm. Ook de bloemen zijn kleiner (2,5–3 cm tegen 5–6 cm) en de plant is minder hoog. De kleine maagdenpalm groeit met uitlopers, die tot 0,5 m lang kunnen worden.

De plant geeft de voorkeur aan de volle zon of enige schaduw, en vraagt om een enigszins vochtige grond.

De kleine maagdenpalm komt in het wild nog maar op enkele plaatsen in de Lage Landen voor. Het is echter een veel gekweekte tuinplant. In Nederland is de plant vanaf 1 januari 2017 niet meer wettelijk beschermd.

De kleine maagdenpalm is een kensoort voor het eiken-haagbeukenbos (Stellario-Carpinetum).

(tekst: , foto: Pyd32, Wikimedia Commons)