Koninginne(n)kruid of leverkruid (Eupatorium cannabinum) is een plant uit de composietenfamilie (Asteraceae). De soort wordt 30-170 cm hoog en groeit op vochtige plaatsen, bijvoorbeeld in ruigtes, aan waterkanten, in moerassen, rietlanden en vochtige bossen.

Er vormen zich roze bloemhoofdjes van vijf of zes buisbloemen (soms wit). Het omwindsel heeft purperen topjes. De plant bloeit als schermvormige pluim van bloemhoofdjes. De bloeitijd is van juli tot september. De bladeren zijn tegenoverstaand. De onderste bladeren zijn omgekeerd-lancetvormig en gesteeld; de bovenste bladeren zijn driedelig, lancetvormig, ongesteeld en grof gezaagd. Koninginnekruid draagt een zwart nootje dat voorzien is van een pappus. De bloem produceert veel nectar en wordt door vlinders en bijen druk bezocht.

Een thee van koninginnekruid werd vroeger gebruikt tegen verkoudheid en als laxeermiddel. In grote hoeveelheden tast hij de lever aan en kan leverkanker veroorzaken. Oorspronkelijk werd deze plant leverkruid genoemd.

De plant is de waardplant voor Adaina microdactyla, Cochylidia rupicola, Coleophora conyzae, Coleophora follicularis, Coleophora inulae en Digitivalva pulicariae.

Het koninginnekruid is een kensoort voor de klasse van de natte strooiselruigten (Convolvulo-Filipenduletea).

(tekst: )