Het madeliefje (Bellis perennis) is een kleine vaste plant uit de composietenfamilie (Asteraceae) die tot 15 cm hoog wordt. De naam Bellis perennis betekent eeuwige schoonheid of 'alle jaren mooi'. Bellis is afgeleid uit het Latijn en betekent mooi, perennis betekent "overjarig" (vaste plant). De Nederlandse naam Madeliefje is mogelijk afkomstig van maagde-lief, omdat het bloempje vroeger in verband werd gebracht met de heilige maagd Maria.

De bladeren staan allemaal in een wortelrozet en zijn spatelvormig. De rand van het blad is gekarteld. Zolang het niet vriest, is het madeliefje het hele jaar in bloei aan te treffen. Aan het einde van de bloemstengel staat één bloemhoofdje. Dit wordt tot 2,5 cm groot en bestaat uit een hart van gele buisbloemen, met een krans van witte straalbloemen.

De bloem is actinomorf en onderstandig. De kelk is afwezig of bestaat uit haren (pappus). Kroon 5-bladig, vergroeid en buisvormig, bij de lintbloemen aan een zijde uitgegroeid. Meeldraden 5, onderaan vergroeid. Stamper bestaande uit 2 vergroeide vruchtbladen, met 1 zaadknop; stempel vertakt en gebogen. De vrucht is een nootje.

Madeliefjes planten zich ongeslachtelijk voort doordat zich in de oksels van de bladeren zijstengels vormen die kunnen uitgroeien tot een nieuw rozet. Die stengeltjes worden niet zo lang, waardoor madeliefjes dichte matten kunnen vormen. Het madeliefje plant zich ook via zaden voort.

De soort komt van oorsprong alleen voor in Europa en Zuidwest-Azië, maar heeft zich ook in andere delen van de wereld verspreid, zoals Noord- en Zuid-Amerika. In heel West-Europa is de soort algemeen.

Het madeliefje geldt als symbool van de godin Isjtar en komt als zodanig veelvuldig voor op de Isjtarpoort, een oude stadspoort van Babylon uit 575 v.Chr..

In Keltische sagen wordt de bloem de magische eigenschap toegedacht dat deze het groeiproces kan stilleggen. De fee Milka zou de zoon van de koning stiekem madeliefjes te eten hebben gegeven, waardoor hij nooit volwassen zou worden.

Het geldt in de christelijke traditie als symbool voor maagdelijkheid en daarmee samenhangend voor Maria.

De bloem werd ook bekend doordat zij werd opgenomen in het wapen van Lodewijk IX van Frankrijk, tezamen met de lelie.

Het madeliefje is in België een symbool van herdenking van de Eerste Wereldoorlog, zoals de korenbloem dat is voor Frankrijk en de klaproos voor de Angelsaksische landen.

In de folklore van Overijssel worden er met Pasen paaseieren versierd met madeliefjes. De madeliefjes worden tegen de eierschaal gedrukt en daarna omwikkeld met uienschillen, kranten en touw. De eieren worden gekookt, waarna de kleurstof uit de uienschillen in de eierschaal trekt. Op de plaatsen van de madeliefjes ontstaan afdrukken op de eierschaal. Na het koken wordt het ei uitgepakt en met boter ingesmeerd om het mooi te laten glanzen.

In het voorjaar kunnen de jonge blaadjes worden geplukt om verwerkt te worden in een salade. De bloemen kunnen ook worden gegeten. Een geheel geopende bloem smaakt ietwat bitter. Als de bloemknoppen zuur worden ingelegd, dan kunnen ze ook als vervanging voor kappertjes worden gebruikt. Gecultiveerde madeliefjes zijn meestal niet eetbaar.

In de homeopathie wordt het madeliefje gebruikt als problemen met de huid zich voordoen, zoals huidontstekingen met jeuk en eczeem.

(tekst: )