Melganzenvoet of witte ganzevoet (Chenopodium album) is een eenjarige plant uit de amarantenfamilie (Amaranthaceae). De soort is vanuit Europa en Midden-Azië over de gehele wereld verspreid. De zaden werden in de prehistorie al gebruikt als voedsel. De zaden bevatten olie, waardoor men na het vermalen geen bloem overhoudt, maar een dikke pasta.

De plant kan 15-150 cm hoog worden. De gegroefde stengel is vaak roodachtig en kan op latere leeftijd enigszins verhouten. De bladeren staan verspreid langs de stengel. De melganzenvoet is heldergroen, maar de bladeren maken vooral aan de onderkant door witachtige kristallen een meelachtig indruk. Het blad is zeer variabel van vorm. De bladeren zijn gaafrandig of sterk bochtig getand en langwerpig, ei- of ruitvormig.

De melganzenvoet bloeit in schijnaren die een tros vormen. De bloeitijd is van juli tot de herfst. De bloem is groenachtig en vrij onbeduidend.

De vrucht is een nootje. De vruchtwand is vliezig en makkelijk van het nootje los te maken. Het tot 1,6 mm brede, platte bruine of zwarte zaad is glanzend en heeft een fijn gestreepte zaadhuid. Een lange, sterk vertakte plant kan tot 900.000 zaden produceren. In een gram zaad zitten ongeveer 1100 zaden. Melganzevoet is een lichtprikkelkiemer en de zaden blijven ten minste vijf jaar kiemkrachtig.

Melganzenvoet komt voor op vochtige, stikstofrijke grond in bermen en drooggevallen plaatsen en als onkruid op akkerland en in moestuinen. De plant komt vaak voor in een pioniersvegetatie.

(tekst: , foto: Rasbak, Wikimedia Commons)