Het robertskruid (Geranium robertianum), vroeger ook wel stinkende ooievaarsbek genoemd, is een tweehuizige plant uit de ooievaarsbekfamilie (Geraniaceae). Het is een een- of tweejarige, tot 50 cm hoge plant. De naam robertskruid zou of afgeleid zijn van de kleur rood of van Robert van Molesme die in de elfde eeuw dit kruid als geneesmiddel aanbeval.

De tot 6,5 cm grote bladeren zijn driehoekig, en een of tweemaal geveerd. De drie- tot vijftallige bladeren geven een goed middel om het robertskruid van andere Geranium-soorten te onderscheiden. Op droge ondergrond kleuren de bladeren rood. Ook de stengel kleurt vaak rood.

De plant bloeit van april tot november. De roze (zeer zelden witte) bloemen hebben een doorsnee van 2 cm. De vijf kelkbladen zijn eirond tot langwerpig. De vijf kroonbladen zijn nauwelijks uitgerand. De bloemen zijn eenslachtig en worden bestoven door onder meer bijen. Het stuifmeel en de helmhokjes hebben een paarse of oranje kleur. De plant heeft een voorkeur voor beschaduwde plaatsen; men kan hem dan ook vaak langs wandelpaden in loofbossen aantreffen.

De vrucht zou gelijken op de snavel van een kraanvogel (geranos = kraanvogel). De stijlen blijven aan de zaden zitten en geven de vrucht zo een snavelachtige vorm. De vrucht is een splitvrucht en bevat vijf eenzadige deelvruchtjes. Bij uitdroging van de rijpe vrucht breekt de snavel open en worden de zaden in vijf richtingen geschoten, tot zes meter ver.

De plant bevat tanninen, etherische oliën en geranine. Alle delen van de plant worden gebruikt als bloedstelpend en desinfecterend middel. In de kruidengeneeskunde wordt een aftreksel gebruikt tegen nier- en blaasklachten. Het kauwen op verse bladeren zou behulpzaam zijn bij genezing van keelontsteking. Vers geplukte en fijngewreven bladeren hebben een speciale geur. Wanneer deze op het lichaam gesmeerd worden, zou ze muggen afstoten.

(tekst: )