Roodzwenkgras (Festuca rubra) is een vaste plant, die behoort tot de grassenfamilie (Gramineae oftewel Poaceae: beide namen zijn toegestaan). Gewoon roodzwenkgras en "roodzwenkgras met fijne uitlopers" worden veel gebruikt voor de aanleg van gazons. Roodzwenkgras kan goed tegen schaduw en groeit goed op zowel kleigrond als op arme, droge zandgrond. Op kleigrond kan het gewoon struisgras verdringen.

Het blad van vegetatieve spruiten is ingerold of min of meer vlak en 0,6-1,3 mm breed. Op het blad zitten meestal vijf nerven met naast de randen nog twee zeer zwakke nerfjes. De bladschede is meestal behaard en het tongetje is ongeveer 0,2 mm breed.

Roodzwenkgras bloeit in mei met een pluimvormige bloeiwijze. De ongeveer 17 mm lange aartjes hebben vijf tot zeven bloempjes met ongelijke kelkkafjes. Het langste kelkkafje is ongeveer 6 mm en het kortste 4 mm lang. Het onderste kroonkafje (lemma) is 5-8 mm lang en heeft een tot 3 mm lange kafnaald. De meeldraad heeft lichtgele of paarse, 4,5 mm lange helmhokjes. De vrucht is een graanvrucht.

Roodzwenkgras kan aangetast worden door de schimmelziekte rooddraad (Corticium fuciforme), waardoor de bladpunten afsterven. De ziekte kan herkend worden aan de rode schimmeldraden, die aan de bladpunten ontstaan.

Roodzwenkgras is een waardplant voor de kleine argusvlinder, grote boswachter, voorjaarserebia, heivlinder en de boszandoog.

(tekst: , foto: Rasbak, Wikimedia Commons)