De witte klaver (Trifolium repens) is een vaste plant uit de vlinderbloemenfamilie (Leguminosae), die zijn naam te danken heeft aan de overwegend witte kleur van de bloeiwijzen. Het is een bekende soort die voorkomt in graslanden, op gazons en in wegbermen. De soortsaanduiding repens is Latijn voor "kruipend", een verwijzing naar de kruipende stengels. Net als bij andere klaversoorten bestaat het blad uit drie deelblaadjes. Soms komen er planten voor met vier deelblaadjes, het (klavertjevier), dat geluk zou brengen door het te plukken of aan te raken.

Verschillen met andere klaversoorten

Witte klaver lijkt voor en tijdens de bloei sterk op aardbeiklaver en de basterdklaver, die ook witte naar roze verbloeiende bloemhoofdjes kunnen hebben, maar bij witte klaver zijn de steunblaadjes aan de voet van elk blad vliezig, tot een kokertje vergroeid en plotseling smal toegespitst, terwijl die bij beide andere soorten niet vliezig, niet met elkaar vergroeid en geleidelijk toegespitst zijn. Witte klaver heeft vaak (maar niet altijd) een lichte halvemaanvormige band op het blad, die bij aardbei- en basterdklaver niet voorkomt. Basterdklaver heeft geen kruipende en op de knopen wortelende stengels, maar holle, rechtopstaande stengels. De kelken van aardbeiklaver zwellen na de bloei op zodat een framboosachtig, roze viltig behaard hoofdje ontstaat, terwijl bij witte en basterdklaver de bruine uitgebloeide bloemkronen het beeld bepalen. De rode klaver heeft vaak ook een lichte gebogen band midden over elk deelblaadje, maar heeft uitsluitend opstijgende stengels die niet wortelen op de knopen, en de bloemhoofdjes staan vlak boven het bovenste paar bladeren. De bochtige klaver heeft kruipende maar uiteindelijk opstijgende, van blad naar blad zigzaggende stengels en de bloemhoofdjes zijn aanvankelijk kort gesteeld, maar de steel groeit tijdens de bloei. De andere in Nederland voorkomende klaversoorten zijn eenjarig en wortelen niet op de knopen van de stengels.

Witte klaver is ook een belangrijke drachtplant voor honingbijen, en zou op wereldschaal zelfs de belangrijkste soort zijn voor de honingproductie. Kinderen plukken de bloempjes om er nectar uit te zuigen, en witte klaver wordt daarom soms ook suikerbloem genoemd.

Al eeuwen staat het vinden van een klavertjevier bekend als geluksbrenger, omdat deze bladvorm zeldzaam is, maar vooral omdat het een symbool voor het kruis is. Klavertjevier zou de kwade invloed van heksen en magiërs weren.

Witte klaver is vermoedelijk ontstaan ergens in het Middellandse Zeegebied, en heeft zich tussen het eind van de laatste ijstijd en het begin van de geschiedschrijving met trekkende kuddes vee verspreid over Europa en het westen van Azië. De soort zou 400 jaar geleden voor het eerst opzettelijk gekweekt zijn in Nederland, en werd er al klaverzaad geëxporteerd naar Engeland, Witte klaver is overal in Nederland en België zeer algemeen.

De dagvliegende bruine daguil Euclidia glyphica leeft van verschillende klaversoorten in vochtige graslanden en struweelranden, maar komt weinig voor in het westen van Nederland. De klaverspanner Semiothisa clathrata komt eveneens vaker voor in het oosten en leeft op klaversoorten en op hopklaver.

Bij witte klaver komt het verschijnsel van bloemvergroening voor, dat wordt veroorzaakt door een mycoplasma en wordt overgebracht door dwergcicaden behorend tot de geslachten Aphrodes, Euscelis en Macrosteles. Anderhalve maand nadat de cicade voor het eerst het mycoplasma heeft opgezogen kan die de rest van z'n leven nieuwe planten besmetten. Uiteindelijk verspreidt de ziekte zich door de hele plant. Het effect van de besmetting is afhankelijk van het moment waarop die op is getreden. Waren de bloemen al volledig gevormd, dan blijft de bloemkroon groen in plaats van wit te worden. Bij een vroegere besmetting vergroeien de kelken en vruchtbeginsels bladachtig en nog vroeger ontwikkelt het bloemhoofdje zich tot een bosje kleine gesteelde eentallige of soms drietallige blaadjes. Uiteindelijk worden de stengels korter en sterker vertakt zodat een soort heksenbezem ontstaat. Witte klaver kan besmet raken door de klaverbekerzwam (klaverkanker), Sclerotinia trifoliorum, die onder de grond zwarte gezwellen veroorzaakt van tot 2 cm lang, en leidt tot het rotten van de wortels waardoor de planten verwelken en dood gaan. In het najaar verschijnen er dan gesteelde rossig bruine bekertjes van minder dan 1 cm doorsnede. Sclerotinia spermophila besmet klaverzaden en heeft kaneelkleurige bekertjes van ruim 1 mm doorsnede. Chocoladekleurige en zwarte vlekken op de bladeren worden veroorzaakt door respectievelijk Pseudopeziza trifolii en Cymadothea trifolii.

(tekst: , foto: Ram-Man, Wikimedia Commons)