De aardaker (Lathyrus tuberosus) is een plant uit het geslacht Lathyrus. In Nederland is de plant vanaf 1 januari 2017 niet meer wettelijk beschermd.

De aardaker groeit in akkerranden en in wegbermen op kleigrond. Ze prefereert kalkhoudende grond, maar is hier niet tot beperkt. Volgens de Duitse ecoloog Heinz Ellenberg is de aardaker een typische soort die op schrale grond groeit tussen de akkerkruiden bij graanvelden.

De aardaker komt oorspronkelijk uit Europa en het westen van Azië. In Noord-Amerika komt de plant nu ook voor.

De knolletjes bevatten vooral suikers en zetmeel en tevens eiwitten en vetten.

Vroeger werd de soort commercieel verbouwd, onder andere in Nederland in de provincie Zeeland en op de Zuid-Hollandse eilanden. Tegenwoordig vindt men de plant vooral in de tuinen van liefhebbers van oude cultuurgewassen.

De knolletjes werden als aardappels gekookt of net als tamme kastanjes gepoft. Vaak dienden ze ook als koffiesurrogaat of als varkensvoer. Ze konden ook tot plantaardige olie verwerkt worden. Ook werd in de zestiende eeuw uit de bloemen parfum gewonnen.

De laatste jaren wordt deze plant vaak in zaadmengsels verwerkt, die in onbegroeide terreinen worden uitgezaaid. Als vlinderbloemige draagt deze plant bij aan de bodemverbetering (bijdrage van stikstof), vergelijkbaar met de lupine en de luzerneklaver.

In Duitsland bevindt de aardaker zich als wilde plant vandaag nog bij akkergrenzen en herinnert daarmee aan zijn vroegere gebruik. Ondertussen dringt de soort ook door in graanakkers en wordt dan als onkruid beschouwd.

Gespecialiseerde zaadhandelaren verkopen zaden van de aardaker. De plant is eenvoudig op te kweken in de tuin.

(tekst: , foto: Pethan, Wikimedia Commons)