De driedistel (Carlina vulgaris) is een monocarpische, tweejarige plant die behoort tot de composietenfamilie (Ásteraceae). De soort staat op de Nederlandse Rode lijst van planten als vrij zeldzaam en matig afgenomen. De geslachtsnaam Carlina is volgens de legende ontleend aan Karel de Grote die de geneeskrachtige werking van de plant tegen pest zou ontdekt hebben. In werkelijkheid is hij waarschijnlijk net als de naam Carduus afgeleid van het Latijnse woord voor distel. De Nederlandse naam driedistel heeft de plant te danken aan het feit dat er vaak planten voorkomen met drie bloemhoofdjes. De soort is hemikryptofyt.

De plant wordt in Nederland 15-45 cm hoog en heeft een roodachtige, rechtopstaande, viltige stengel. Op andere plaatsen kan de plant overigens hoger worden, de Flora Of North America geeft tot 80 cm op

In een studie in 1995 in de duinen bij Wassenaar, werd de driedistel voornamelijk aangetroffen in combinatie met Salix repens en duindoorn (Hippophaë rhamnoides).

Het tweejarig zijn van de plant is niet absoluut. Onder laboratorium-condities bleken de planten ook zonder koude periode tot bloei te kunnen komen. Zij rapporteren echter ook planten die er meer dan zeven jaar over doen om tot hun eenmalige bloei te komen.

De bloeiende plant wordt bezocht door vlinders, bijen en hommels. Ze is waardplant voor de rupsen van Calyciphora albodactylus, Hellinsia carphodactyla en Metzneria aestivella. De rupsen van Agonopterix nanatella nestelen zich in de opgerolde bladeren van de driedistel, de rups van Metzneria aestivella overwintert en ontwikkelt zich in de bloemhoofdjes.

De driedistel wordt wel als alternatief voor de artisjok gebruikt.

De driedistel wordt tot op heden af en toe in de fytotherapie gebruikt. In het verleden werd de plant uitgebreider als geneesmiddel gebruikt. Ook werd ze als salade en samen met Valeriana in een verhouding van 3:5 als afrodisiacum gebruikt.

(tekst: , foto: BerndH, Wikimedia Commons)