De duindoorn (Hippophae rhamnoides) is een tweehuizige struik; er zijn mannelijke en vrouwelijke planten. Hij wortelt zowel horizontaal als verticaal. De plant komt in Nederland (Hippophae rhamnoides subsp. rhamnoides) van nature vooral voor in open, kalkrijke duinen. De duindoorn is een xerofyt; ook is hij goed bestand tegen zout en het stuiven van het zand. In Centraal-Azië (Hippophae rhamnoides subsp. carpatica) groeit hij in woestijn-achtige omgevingen, in de Alpen (Hippophae rhamnoides subsp. fluviatilis) in open land en aan rivieroevers.

De bessen zijn zuur en rijk aan vitamine C, vitamine E, carotenoïden, flavonoïden, plantensterolen, lignanen en mineralen. De bes is rijk aan olie zowel in de zaden (zaadolie) als in de zachte delen van de vrucht (pulpolie). Het vruchtvlees bevat tussen de drie en vijf procent olie. De zaden bevatten ongeveer 10% olie, terwijl het oliegehalte in de zachte delen over een veel breder bereik varieert (0,5 tot 10%), grotendeels afhankelijk van de oorsprong en variëteiten.

In de winter kunnen de bessen gaan gisten, hierdoor kunnen vogels als de spreeuw, lijster en kramsvogel dronken worden.

Duindoorn olie ("Oleum Hippophaes") kan worden gewonnen uit de zaden of uit pulp van de vrucht van de duindoorn. Oliën van duindoorn zaden en pulp verschillen aanzienlijk in vetzuursamenstelling. Terwijl linolzuur en alfa-linoleenzuur de belangrijkste vetzuren in de zaadolie zijn, bevat olie uit de pulp van duindoorn in totaal circa 65% van het enkelvoudig onverzadigde vetzuur palmitoleïnezuur (een omega-7-vetzuur) en het verzadigde vetzuur palmitinezuur gecombineerd. Weinig andere plantaardige olien bevatten een soortgelijke hoeveelheid van deze vetzuren. Zowel de zaden en de pulp oliën zijn rijk aan tocoferolen, tocotrienolen en plantensterolen. Bovendien bevat de pulpolie vooral hoge niveaus van caroteen en carotenoïden

Duindoornolie wordt ingezet voor symptoomverlichting bij mensen met droge slijmvliezen. De vette olie bevordert de wondgenezing. Het experimenteel gebruik in atopische dermatitis was echter niet overtuigend. In Centraal-Europa wordt de zaadolie gebruikt in cosmetische producten. In Mongolië, Rusland en China, wordt de pulpolie ook uitwendig gebruikt om brandwonden te behandelen van als gevolge van straling. Ook in Oost-Europa bij de behandeling van stralingsschade gebruikt, bijvoorbeeld bij röntgenstralen of zonnebrand.

Er is geen onderzoek bekend dat zou wijzen op bijwerkingen of negatieve reacties na het gebruik van duindoornolie.

De duindoorn leeft in symbiose met een bacterie van het geslacht Frankia die in wortelknolletjes stikstof bindt. Dit proces vindt vooral plaats in jonge wortels. Door de stikstoffixatie is er lokaal meer stikstof in de grond waardoor men vaak stikstoflievende planten als brandnetels onder de duindoorn vindt. De duindoorn wordt in zijn milieu tien tot vijftien jaar oud waarna zijn plaats ingenomen wordt door opvolgende plantensoorten.

De zaden komen alleen daar tot ontwikkeling waar de bacterie in de grond aanwezig is. Daarnaast vermeerdert de duindoorn zich door uitlopers.

Hiernaast is de duindoorn de waardplant voor een groot aantal vlindersoorten: Acleris hippophaeana, zwartstipvlinder (Agrochola lota), perentak (Apocheima pilosaria), groentje (Callophrys rubi), hyena (Cosmia trapezina), grote wintervlinder (Erannis defoliaria), bastaardsatijnvlinder (Euproctis chrysorrhoea), Gelechia hippophaella, Hyles hippophaes, tweestreepvoorjaarsuil (Orthosia cerasi), populierenwespvlinder (Paranthrene tabaniformis synagriformis), Semiothisa alternaria, appelglasvlinder (Synanthedon myopaeformis) en de micronachtvlinder Gelechia hippophaella.

(tekst: , foto: Svdmolen, Wikimedia Commons)