De egelantier (Rosa rubiginosa) is een van nature in de Benelux voorkomende roos. De soort bloeit van juni tot augustus. De bloemen zijn rozerood met een wit centrum. Bijzonder is dat deze plant aan de onderzijde van de blaadjes klieren heeft die, nadat erover gewreven is, naar appels ruiken. De egelantier heeft haakvormig omgebogen stekels aan de stengels.

De soort is tamelijk algemeen in de duinen en Zuid-Limburg. De egelantier wordt gebruikt in heggen. De bloemen worden door insecten bestoven. De vruchten (rozenbottels) worden door allerlei dieren gegeten. In een bosschage met egelantier nestelen vele vogels.

De egelantier is een kensoort voor het ligusterverbond (Berberidion vulgaris).

In de middeleeuwse literatuur symboliseert de egelantier als witte roos zowel de hemelse als de aardse liefde, met name de reine liefde van de vrouw, terwijl de rode roos symbool staat voor de mannelijke eros. Liefdesscènes in middeleeuwse teksten spelen zich vaak af in een bomentuin (vergier) waarin de egelantier bloeit, bijvoorbeeld in de 14e-eeuwse Middelnederlandse Marialegende Beatrijs en in het abele spel Lanseloet van Denemerken. De toonaangevende zestiende-eeuwse Amsterdamse rederijkerskamer De Eglantier voerde als motto In Liefde Bloeyende.

(tekst: , foto: Taragui, Wikimedia Commons)