Hokjespeul of wilde hokjespeul (Astragalus glycyphyllos) is een giftige, overblijvende plant. De peul bestaat uit twee hokjes, vandaar de Nederlandse naam. De soortaanduiding glycyphyllos is afgeleid van het Oudgriekse ??????, glukus, dat zoet en f?????, phullon dat blad betekent vanwege het zoetsmakende blad. De plant komt van nature voor in Midden-Europa en Centraal-Azië.

De plant wordt 30–80 cm hoog en heeft liggende, aan het eind opstijgende stengels. De 10–20 cm lange, samengestelde, onevengeveerde bladeren bestaan uit zeven tot dertien elliptische of eironde, aan de onderzijde behaarde, 2–4 cm lange deelblaadjes.

De hokjespeul bloeit van mei tot augustus en soms tot laat in de herfst met groenachtig gele, tot 15 mm lange, geurende bloemen. De bloeiwijze is een tros, bestaande uit acht tot dertig bloemen. De bestuiving gebeurt hoofdzakelijk door hommels (Bombus).

De vrucht is een gladde, 2,5–4 cm lange, door koolstofdioxide opgeblazen peul, die aan de onderzijde een diepe groef heeft. De koolstofdioxide ontstaat bij het verademen van koolhydraten. De peul heeft een snavel.

De plant komt voor tussen kreupelhout, heggen en aan oevers. In Nederland is de plant zeer zeldzaam en komt vrijwel enkel voor in Zuid-Limburg.

Hokjespeul is familie van het zoethout en werd vroeger ook als geneeskruid gebruikt. Het werkzame bestanddeel is glycoside. Dit komt voor in de wortel en de bladeren van de plant.

(tekst: , foto: Kenraiz, Wikimedia Commons)