De kruisbes of stekelbes (Ribes uva-crispa, ook gekend onder de dialectnamen stekebees, klapbes, kroesel, knoezel of knoeper) behoort evenals de aalbes (Ribes rubrum), de alpenbes (Ribes alpinum) en de zwarte bes (Ribes nigrum) tot de ribesfamilie (Grossulariaceae). In Vlaanderen is de term stekelbes algemeen gangbaar, de kruisbes vormt dan ook een stekelige struik.

Naast de teelt komt de kruisbes in Nederland ook in het wild voor.

In het wild komt de kruisbes voor op vochtige, matig voedselrijke, kalkhoudende grond op kapvlakten, onder struikgewas en op openplaatsen in het bos.

De struik wordt 0,6-1,2 meter hoog en heeft gestekelde takken. De bladeren zijn rondachtig en drie- tot vijfbladinsnijdinglobbig. De bladsteel en de onderkant van het blad zijn zacht behaard.

De kruisbes bloeit in april met groenachtige of vuilpaarse bloemen. De kelkbuis is klokvormig en de langwerpige kelkslippen zijn teruggeslagen. De kelk heeft dezelfde kleur als de kroonbladen. De kruisbes wordt bestoven door insecten en kan vruchtzetten met eigen stuifmeel (zelfbestuivend).

De vrucht is een kale of met klierachtige borstels bezette bes en heeft rijp een groene, gele, rode of roodpaarse kleur.

In Noord-Amerika komt van nature een sterk gelijkende soort voor, Ribes hirtellum met helderrode bessen.

De kruisbes is een kensoort voor het ligusterverbond (Berberidion vulgaris).

Er worden in Nederland nog maar weinig kruisbessen geteeld, minder dan 15 hectare. In Vlaanderen is de teelt van kruisbessen nog vrij algemeen bij de telers van kleinfruit, vooral in de typische fruitstreken zoals Haspengouw, de Voorkempen, en het Hageland.

Vroeger werden kruisbessen onrijp geplukt voor de verwerkende industrie. Tegenwoordig worden ze rijp geplukt voor de verse consumptie en komen dan voornamelijk in juli op de markt.

Kruisbessen worden vegetatief door stek vermeerderd. Voor particuliere tuinen worden ook wel kleine boompjes aangeboden, waarbij de kruisbes is geënt op een onderstam van Ribes uva-crispa variëteit reclinatum, die gemakkelijk stekt. Doordat deze onderstam een hoogte van ongeveer 1 m heeft, groeien de vruchten op plukhoogte.

In de commerciële teelt kan gekozen worden voor vrij groeiende struiken, of voor de teelt aan hagen. Dit laatste komt tegenwoordig het meeste voor. Sommige rassen hebben een hangende groeiwijze waardoor ze niet meer geschikt zijn voor de teelt als vrijstaande struik, doch alleen nog maar aan een haag kunnen worden geteeld.

Bij de teelt aan hagen worden palen opgericht met daartussen draden die op een afstand van ongeveer 20-25 cm worden gespannen. Vervolgens worden per struik twee of drie gesteltakken omhoog geleid, waarbij er door middel van snoei voor wordt gezorgd dat de gesteltakken elk jaar over de volledige lengte zijn bekleed met vruchtdragend hout.

Kruisbessen zijn heel goed geschikt voor kleine tuinen. Ze kunnen op een beperkte plaats veel vruchten geven. Kruisbessen hebben een voorkeur voor zon. Ze verdragen ook half schaduw.
Ze geven de voorkeur aan een droge tot lichtvochtige grond met een pH van 6 tot 6.5 (8) Ze groeien best op neutrale grond, maar verdragen ook alkalische gronden. Bij een hoge waterstand in de winter sterven kruisbessen af.

(tekst: )