De rode kornoelje (Cornus sanguinea) is een plant uit de kornoeljefamilie (Cornaceae) die in heel Europa te vinden is, behalve in het hoge noorden. De plant groeit als struik in heggen en loofbossen. Ze geeft de voorkeur aan een wat vochtige, enigszins voedselrijke plaats. In oudere literatuur worden de kornoeljes konkernellen genoemd.

Rode kornoelje kan drie meter hoog worden. De plant heeft groen blad en donkerrode twijgen die de plant haar naam geven. De bladeren zijn eirond en hebben een lengte van 4-10 cm, ze hebben een gepunte top en opvallende, gebogen nerven. In de herfst kleuren ze bleekgroen tot donkerrood.

De kleine witte bloemen verschijnen in juni, soms volgt in de herfst een tweede bloei. Er zijn vier uitstaande kroonblaadjes, vier kelkblaadjes en vier meeldraden. De bloempjes staan in een scherm van vier tot vijf centimeter doorsnede aan de toppen van de takken. De vruchten zijn bolvormig en hebben een doorsnede van 6-8 mm, rijpend verkleuren ze van groen tot glanzend zwart, het zijn besachtige steenvruchten met één pit per bes. De smaak van het vruchtvlees is bitter.

De rode kornoelje is een kensoort voor de klasse van de doornstruwelen (Rhamno-Prunetea).

Het taaie, witte hout van de rode kornoelje heeft diverse toepassingen, waaronder als steel van smeedhamers en slaginstrumenten. Stelen van kornoeljehout worden traditioneel als de beste beschouwd. Het is een drachtplant voor bijen en de vrucht is eetbaar .

(tekst: , foto: Topjabot, Wikimedia Commons)