De wilde kamperfoelie (Lonicera periclymenum) is een in West-Europa (minder in België) algemeen voorkomende, overblijvende, bladverliezende klimplant uit de kamperfoeliefamilie (Caprifoliaceae).

De rechtswindende of kruipende, houtige stengels kunnen 2-10 m lang worden.
Hoewel de plant niet parasiteert, 'wurgt' de plant wel zijn drager doordat deze zijn gewicht moet dragen en minder bladruimte en licht heeft. De 4-6 cm lange en 2-5 cm brede, gaafrandige, groene bladeren zijn spits-eirond.

De roomwitte, 3-5 cm grote bloemen zijn in eindstandige trossen gegroepeerd, tweelippig, later wordt de kleur iets donkerder en neigt naar geel. De bloemen hebben een aangename geur. De bloeiperiode is in juni tot september. De rode vruchten zijn enigszins giftig.

Men kan deze plant aantreffen in bossen, met name op lichte of halflichte plaatsen, en in heggen en kreupelhout.

Het verspreidingsgebied strekt zich uit van Zuid-Scandinavië, via Duitsland, de Benelux, Groot-Brittannië tot Frankrijk. De plant is ingevoerd in Noord-Amerika.

In de tijd van het Romeinse Rijk werd de plant gebruikt bij borstkwalen en urineweginfecties.

De wilde kamperfoelie is een kensoort voor het onderverbond Circaeo-Alnenion van het verbond van els en gewone vogelkers (Alno-padion).

(tekst: , foto: SieBot, Wikimedia Commons)