De wrangwortel (Helleborus viridis, synoniem: Helleborus viridis subsp. occidentalis) is een giftige, geurloze, overblijvende plant, die behoort tot de ranonkelfamilie (Ranunculaceae). De soort wordt ingedeeld in de sectie Helleborastrum. De plant wordt 20-40 cm hoog tijdens de bloei.

De wrangwortel heeft twee niet, grondstandige bladeren, die in de herfst verdorren. Ze zijn handvormig met zeven tot dertien blaadjes die aan hun basis samengegroeid zijn en een gezaagde rand hebben.

De plant bloeit in maart en april met lichtgroene, 3-4 cm grote bloemen op lange stelen. Na de bevruchting zijn de bloemen dikwijls neerhangend. De vrucht is een kokervrucht met dezelfde lengte en breedte.

Helleborus viridis subsp. occidentalis (Reut.) Schiffner (synoniem: Helleborus occidentalis Reut.) – komt voor in een groot deel van West-Europa vanaf de Britse eilanden tot in Spanje.

De wrangwortel werd lang als medicinale en veterinaire plant in klooster- en andere tuinen gekweekt. De zaden, die een mierenbroodje hebben, worden door mieren verspreid. Zo geraakte de plant door de eeuwen heen verwilderd in de aanliggende streken. De grenzen van haar natuurlijke verspreiding zijn niet met zekerheid gekend. Misschien is zij slechts oorspronkelijk wild in de Pyreneeën en het Cantabrisch Gebergte .

De wrangwortel is zeldzaam in Centraal en Zuid-België, vooral in de omgeving van de Maasvallei. In Nederland staat de stinsenplant op de Nederlandse Rode lijst van planten als zeer zeldzaam en sterk in aantal afgenomen.

De plant komt voor op vochtige, kalkhoudende grond bij voorkeurt in de halfschaduw van loofbossen. In de Pyreneeën treft men die plant aan tot een hoogte van 1800 m.

(tekst: , foto: Follavoine, Wikimedia Commons)