De kransnaaldaar (Setaria verticillata) is een eenjarige plant, die behoort tot de grassenfamilie (Poaceae). De kransnaaldaar komt van nature voor van Zuid- en Midden-Europa tot Zuidwest-Azië en Noord-Afrika. De soort staat op de Nederlandse Rode lijst van planten als een soort die in Nederland algemeen voorkomend en stabiel of toegenomen is. Het aantal chromosomen is 2n = 36.

De plant wordt 15 - 100 cm hoog en heeft rechtopstaande of geknikt opstijgende stengels. Het 4 -25 cm lange en 5 - 21 mm brede blad heeft een bladschede, die sterk afgeplat en gekield is. De bovenzijde en onderzijde van het vlakke blad zijn kaal. Het tongetje (ligula) bestaat uit ongeveer 1,5 mm lange haren.

De plant bloeit van juni tot in september. De bloeiwijze is een 4 - 10 cm lange en 2 cm dikke aarpluim met 2 - 2,2 mm lange, lang-eliptische aartjes. De hoofdas heeft alleen tot 0,2 mm lange haartjes. Het bovenste zevennervige, 2,5 mm lange kelkkafje is ongeveer even lang als het aartje. Het onderste kelkkafje is 1,2 mm lang. Het onderste kroonkafje (lemma) van de bovenste, vruchtbare bloem is knopvormig verdikt en tussen de weinig naar vorenstaande kielen zwak dwarsgerimpeld met smalle ingevouwen zijden. Het bovenste, 2 mm lange kroonkafje (palea) van de onvruchtbare bloem is ongeveer even lang als het onderste kroonkafje. Onderaan het aartje zitten 1 - 3, 3 - 8 mm lange, meestal groene borstels met naar beneden gerichte tandjes, waardoor ze bij het opstrijken haken. De 0,6 mm lange helmhokjes zijn zwartpurper en de stempels zijn purper.

De vrucht is een licht bruine, breedovale, 1,2 - 1,5 mm lange graanvrucht en valt met het gehele aartje tegelijk af.

De kransnaaldaar komt voor op kalkarme akkers en moestuinen op droge zandgrond.

(tekst: , foto: J.M.Garg, Wikimedia Commons)