De wilde hyacint of boshyacint (Hyacinthoides non-scripta, synoniem: Scilla non-scripta) is een plant uit de aspergefamilie (Asparagaceae).

De plant werd reeds door Carl Linnaeus beschreven, die deze de soortaanduiding non-scripta gaf omdat men bij deze plant in tegenstelling tot de hyacinten geen witte tekens in de bloemdekbladen kon onderscheiden. Linnaeus deelde hem in bij de hyacinten (Hyacinthus). Later werd de plant bij het geslacht Scilla ingedeeld. Nu wordt de plant ingedeeld bij het geslacht Hyacinthoides.

De bladeren zijn lijn-lancetvormig, lang en 0,3-1 cm breed.

De geurende bloemen zijn buis- tot licht klokvormig en hebben gele helmknoppen. Alleen de uiteinden van de tepalen zijn teruggebogen. De bloemen zijn trosvormig gegroepeerd, en hangen naar een zijde.
Witte exemplaren worden vaak aangetroffen. Roze vormen zijn zeldzamer.
De vrucht is eivormig, de zaden hebben een zwarte kleur.

De favoriete standplaats is in loofbossen. De plant vermeerdert zich door zaadvorming en vegetatief door bijbolletjes.

De plant is afkomstig uit West-Europa. Het verspreidingsgebied beslaat het noorden van het Iberisch Schiereiland, de Britse Eilanden, West-Frankrijk en West-België. Elders zoals in West-Nederland en Noordwest-Duitsland is de plant vermoedelijk verwilderd.

In het Iberisch Schiereiland en Noord-Afrika wordt de soort vervangen door de Spaanse hyacint Hyacinthoides hispanica, die bredere bladeren (1-1,5 cm) en een rechtopstaande stengel met geurloze, klokvormige bloemen met blauwe helmknoppen heeft.

In België komt de wilde hyacint voor ten westen van de lijn Mechelen, Gembloers, Namen en Maas.

In Nederland treft men de plant vooral in de binnenduinen. De in Nederland voorkomende planten worden meestal opgevat als te zijn ontstaan door bastaardering van Hyacinthoides non-scripta en Hyacinthoides hispanica, waarvan beide waarschijnlijk niet (meer) in zuivere vorm voorkomen. Hoewel men plaatselijk wel enkele planten kan vinden met ogenschijnlijk 'zuivere' kenmerken van één der oudersoorten, lijkt het beter om zulke planten op te vatten als de uiterste vormen van de volkomen vruchtbare hybridenzwerm van de oorspronkelijke soorten.

(tekst: )